FAQTS voor vrije beroepers: faillissement van een vrije beroeper: het kan sinds 1 mei 2018.
Het Belgische insolventierecht is sedert 1 mei 2018 grondig gewijzigd.
De Faillissementswet van 8 augustus 1998 en de Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van ondernemingen (WCO) zijn opgeheven (ze blijven wel van toepassing op lopende procedures). Beide procedures zijn vanaf 1 mei 2018 integraal opgenomen in het Wetboek van Economisch Recht (WER) onder Boek XX met als titel ‘Insolventie van Ondernemingen’.
Het personeel toepassingsgebied van beide insolventieprocedures is daarenboven verruimd : iedere onderneming kan worden onderworpen aan een insolventieprocedure. Worden voortaan beschouwd als ondernemingen : (1) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent, (2) iedere rechtspersoon; (3) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid.
Ook de vrije beroepsbeoefenaar valt hier dus onder en kan zich met andere woorden geconfronteerd zien met een insolventieprocedure, zoals een procedure van gerechtelijke reorganisatie of zelfs het faillissement.
De wetgever definieert de vrij beroeper als “elke onderneming wiens activiteit er hoofdzakelijk in bestaat om, op onafhankelijke wijze en onder eigen verantwoordelijkheid, intellectuele prestaties te verrichten waarvoor een voorafgaande opleiding en een permanente vorming is vereist en die onderworpen is aan een plichtenleer waarvan de naleving door of krachtens een door de wet aangeduide tuchtrechtelijke instelling kan worden afgedwongen”.
Indien een vrij beroeper onderworpen wordt aan een insolventieprocedure zal hij evenwel een bijzondere bescherming genieten en dit uit maximaal respect voor het beroepsgeheim. De bijzondere bescherming breidt zich ook uit tot de vennootschappen waarbinnen de vrij beroeper zijn activiteit uitoefent.
Volgende beoefenaars van een vrij beroep vallen onder deze beschermingsmaatregel: advocaten, gerechtsdeurwaarders, notarissen, apothekers, artsen, dierenartsen, psychologen, architecten, vastgoedmakelaars, bedrijfsrevisoren, boekhouders en boekhouders-fiscalisten, accountants en belastingconsulenten.
De bescherming geldt dus niet voor alle vrije beroepers. Zo zijn de specifieke maatregelen bijvoorbeeld niet van toepassing op een tandarts. Deze laatste is een vrij beroeper maar niet onderworpen aan een plichtenleer. Dit betekent dat een tandarts failliet kan worden verklaard zonder dat enige beschermingsmaatregel op hem van toepassing is.
Welke bescherming heeft de wetgever onder meer voorzien ?
- Ingeval van een insolventieprocedure zal de betrokken Orde of het Instituut van de vrij beroeper hiervan in kennis worden gesteld;
- De insolventierechtbank kan steeds advies vragen aan de betrokken Orde of het Instituut;
- De rechtbank zal steeds een gerechtsmandataris of medecurator aanstellen die afkomstig is uit dezelfde beroepsgroep;
- De toepassing en interpretatie van de bepalingen van het Boek XX mogen in geen geval een beperking inhouden van de plicht tot het bewaren van het beroepsgeheim of de vrije keuze van de patiënt of cliënt van de vrij beroeper.
Naar aanleiding hiervan zullen ook de betrokken Ordes of Instituten genoodzaakt zijn hun eigen deontologie opnieuw onder de loep te nemen in functie van een mogelijk insolventie van een vrij beroeper.
Wenst u meer informatie over insolventieprocedures in het algemeen of voor vrije beroepers in het bijzonder ? Aarzel dan zeker niet ons te contacteren.
Datum: 22/08/2018. Deze nieuwsbrief is louter informatief en dient niet beschouwd te worden als een juridisch advies. Voor uw vragen of een juridisch advies kan u contact opnemen met ons kantoor.