RSZ-schulden: is een bestuurder pas echt aansprakelijk vanaf het derde faillissement?

Principe – aansprakelijkheid voor RSZ schulden vanaf een derde faillissement

In geval van faillissement is een bestuurder aansprakelijk voor een deel of het geheel van de RSZ-schulden:

  •  indien hij /zij een grove fout heeft begaan die bijgedragen heeft tot het faillissement; of

  • indien hij/zij in de vijf voorgaande jaren reeds betrokken was bij minstens twee faillissementen, vereffeningen, … waarbij RSZ-schulden betrokken waren.

Die persoonlijke gehoudenheid van de bestuurder geldt zowel ten aanzien van de RSZ als ten aanzien van de curator.

 Het geldt voor alle personen die werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad (zowel het huidige als gewezen (dagelijks) bestuur of directiecomité).

Vraag – geldt de gehoudenheid na een derde faillissement ook voor RSZ-schulden uit de vorige faillissementen?

Er heerste onduidelijkheid over de vraag of de bestuurder - vanaf een derde faillissement - ook aansprakelijk is voor de RSZ-schulden uit vorige faillissementen.

 Twee opties zijn mogelijk:

  1.  de aansprakelijkheid geldt ook voor de twee voorgaande faillissementen; of

  2. de aansprakelijkheid is beperkt tot de RSZ-schulden van het laatste faillissement

In het arrest van 7.12.2017 heeft het Hof van Beroep van Antwerpen de eerste optie gevolgd. De bestuurder werd persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de RSZ-schulden van alle (drie) faillissementen waarin hij betrokken was.

Het Hof van Cassatie heeft evenwel een andere visie en vernietigde het arrest van het Hof van Beroep. In haar arrest van 01.02.2019 oordeelde het Hof van Cassatie dat de aansprakelijkheid van bestuurders enkel geldt voor de RSZ-schulden van het laatste faillissement.

Deze geldt dus niet voor RSZ-schulden van de vorige faillissementen, ook al was de bestuurder erin betrokken.

Toemaatje

Bovendien heeft het verleden van bestuurders ook een invloed op de hoogte van de RSZ-bijdragen.

Een werkgever die toepassing wil maken van bijdrageverminderingen (vb. structurele verminderingen en doelgroepverminderingen zoals van toepassing bij eerste aanwervingen, aanwerving of behoud van oudere werknemers, …) zal dat niet kunnen indien onder haar bestuurders, zaakvoerders of personen die bevoegd zijn om de vennootschap te verbinden, zich personen bevinden die betrokken zijn geweest bij minstens twee (voorafgaande) faillissementen, vereffeningen of gelijkaardige operaties met RSZ-schulden.

Dezelfde werkgever zal in dat geval ook nooit in aanmerking kunnen komen voor een vermindering, vrijstelling of kwijtschelding van bijdrageverhogingen (10%), interesten (7%) en forfaitaire vergoedingen die worden opgelegd bij niet (tijdige) betaling van RSZ-bijdragen.

Tot slot geven we mee dat de maximale drempel aan de aansprakelijkheid van bestuurders, die wordt ingesteld door het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen, niet zal gelden voor de aansprakelijkheid voor RSZ-schulden.

Relevante bepalingen

  •  Art. 530 §2 eerste lid Wetboek van Vennootschappen sedert 1.2.2018 hernomen in art. XX.226 Wetboek Economisch Recht

  •  Art. 38, §3octies, 8° Algemene Beginselenwet Sociale Zekerheid.

  •  Art. 2:57 §3, 4° Wetboek Vennootschappen en Verenigingen

Datum: 18/03/2019. Deze nieuwsbrief is louter informatief en dient niet beschouwd te worden als een juridisch advies. Voor uw vragen of een juridisch advies kan u contact opnemen met ons kantoor.